Lieneke Dijkzeul
home
Romans
Kinderboeken
Biografie
Contact
Nieuws
Zoeken
Links

Een nadere kennismaking met Lieneke Dijkzeul

Net als Simone van der Vlugt maakte Lieneke Dijkzeul de overstap van kinderboeken naar literaire thrillers. Bij de pers oogstte ze niets dan lof, maar het grote publiek heeft haar nog niet ontdekt. Reden voor een nadere kennismaking.

LIENEKE DIJKZEUL ONTVANGT mij in een café bij de jachthaven van Culemborg, vlakbij het veer over de Lek. Een mooie plek om uit te waaien. Ze streek hier begin jaren tachtig neer, met man en dochter. Culemborg was in die tijd nog een slaperig stadje, half zo groot als het nu is. Door het veer leek Culemborg van de buitenwereld afgesloten. Dat was wel een schok voor het gezin Dijkzeul, dat jarenlang in het centrum van Amsterdam had gewoond. Maar het wende snel. Het fijne huis en de tuin vergoeden veel. Bovendien ligt Utrecht slechts 20 kilometer verderop. 'Binnen een uur zit ik in de Stopera in Amsterdam,' lacht de schrijfster.

HAAR DEBUUT, De stille zonde uit 2007, kreeg in de Detective- & Thrillergids van Vrij Nederland vier sterren: 'Staat als een huis.' Over de opvolger, Koude lente, schreef NRC Handelsblad een jaar later: 'De triomf van groot vakmanschap'. Alsof Lieneke Dijkzeul (Sneek, 1950) al jaren meedraaide in het wereldje van Nederlandstalige misdaadauteurs. Toch is al die lof niet zo vreemd: Dijkzeul kan immers bogen op een grote reputatie als jeugdboekenschrijfster.
In augustus verschijnt haar derde thriller. In De geur van regen wordt inspecteur Paul Vegter geconfronteerd met een psychopaat die het op roodharige vrouwen heeft voorzien. Vegters collega Renée weet te ontsnappen aan een aanslag, maar enkele dagen later is een jonge studente minder fortuinlijk.

Waar spelen de verhalen rond Paul Vegter zich eigenlijk af?
'Niet in Culemborg, want daar rijden geen trams door de straten. Maar in een plaats die lijkt op Amsterdam en Den Haag, met een vleugje Utrecht. Ik laat de stad naamloos, omdat ik me dan niet hoef te houden aan de plattegrond. Zo kan ik een plein situeren waar ik wil en afstanden zo groot maken als ik wil. Als ik voor Amsterdam zou kiezen, zou ik er elke week naartoe moeten om te controleren of een bepaald café nog steeds bestaat.'

Ben je zo precies?
'Het liefst zou ik willen dat er niets meer op mijn manuscripten aan te merken valt. Die hang-up had ik al toen ik nog alleen kinderboeken schreef. Inhoudelijk krijg ik nooit commentaar. Ik zit dan ook vreselijk lang te pielen aan een manuscript, met als risico dat je blind wordt voor bepaalde fouten. Ik ben zelfs zo fanatiek dat ik het liefst een mooi aantal hoofdstukken wil hebben: precies dertig, of juist vijfentwintig. Gelukkig vergeet ik dat tijdens het schrijven: de inhoud gaat voor.'

Schrijf je nog kinderboeken?
'Afgelopen herfst heb ik een boek voor de educatieve uitgeverij Zwijsen geschreven, maar voor kinderboeken uitgeverij Lemniscaat schrijf ik al een paar jaar niet meer. De thrillers slokken vreselijk veel tijd op. Ik zou best graag weer eens een kinderboek willen schrijven. Misschien is het op, misschien heb ik geschreven wat ik wilde schrijven. Maar wie weet loop ik vandaag of morgen tegen een goed onderwerp voor een kinderboek aan. Dan ga ik gewoon weer aan de slag.'

Kun je dat sturen? Moet je als schrijver voortdurend gespitst zijn op onderwerpen wanneer je over straat loopt?
'Dat zou onrustig zijn. Een schilder loopt ook niet altijd te kijken naar mooie kleuren, maar registreert ze wel. Ergens, in het onderbewustzijn, reist zoiets altijd met je mee. Misschien keert de schilder een jaar later terug naar dat plekje bij die molen aan de vliet en gaat hij dan pas schilderen. In mijn boeken verwerk ik ook dingen van twintig jaar geleden; iets wat me toen trof en nu heel goed in het verhaal past. Dan klapt het luikje open en ligt het er na al die tijd nog steeds. Het kan iets heel kleins zijn, zoals het beeld van een kinderfietsje dat in een park ligt. Dat heb ik in Koude Lente gebruikt. Op de achtergrond spelen natuurlijk ook die vijftig jeugdboeken mee die ik heb geschreven. Een kind vermoorden is het ergste wat je kunt doen. Daar wilde ik iets mee. De gevolgen daarvan zijn voor een schrijver buitengewoon interessant.'

Hoe is het om met Paul Vegter te leven?
'Leuk!'

Eigenlijk heb je er een tweede man bij.
'Ja. Het is tussen ons wel een beetje liefde aan het worden, hoewel er genoeg aan Paul mankeert. Zijn houding tegenover zijn dochter is erg afstandelijk en hij zit enorm in zichzelf opgesloten. Op het eerste gezicht zou je zeggen dat Paul Vegter geen warme man is. Dat is hij wel, maar hij heeft moeite die kant te laten zien. Het is een geremde man, maar net als ik houdt hij van literatuur en klassieke muziek Als je iemand bedenkt kun je hem modelleren zoals je wilt. Dat is prettig.'

Is hij gebaseerd op iemand die je kent?
'Nee, maar natuurlijk pik je wel elementen die je kunt gebruiken. Alle schrijvers zijn dieven. Mijn schoonvader was adjudant bij de verkeerspolitie. Hij heeft veertig jaar bij de politie gewerkt. Een kalme man; thuis heel warm en hartelijk, maar in zijn werk een totaal ander persoon. Voordat ik hem ontmoette, kende ik dat verschijnsel niet. Later heb ik hem een paar keer tijdens zijn werk bezig gezien, in zo'n dreigend uniform. Dat vond ik reuze boeiend. In zo'n baan zie je een hoop ellende, zeker als je bij de recherche zit of straatagent bent. Wanneer je dat mee naar huis neemt, ga je eraan onderdoor.'

Waarom heb je eigenlijk voor een mannelijk hoofdpersoon gekozen?
'Ik wilde niet het gevaar lopen een vrouw te moeten neerzetten die te vrouwelijk bleef of die juist zou overhellen naar de mannelijke kant en een bitch werd. En ook omdat ik geen vrouwenthrillers wil schrijven. Met een vrouwelijke hoofdpersoon beland je als auteur bijna automatisch in die hoek. En dat wil ik niet, want ik schrijf geen vrouwenthrillers. Ik wil een gemengd lezerspubliek. Als ik een vrouwelijke inspecteur had gekozen van pakweg vijftig jaar oud, had ik dan moeten gaan zeuren over haar menopauze? Dat is voor mannelijke lezers totaal oninteressant - en dat zou het voor vrouwen ook moeten zijn. Het ontaardt snel in gemuts. Vrouwen vinden het geen punt om over een mannelijke hoofdpersoon te lezen, terwijl het voor mannen vaak wél een probleem is zich in een vrouwelijke hoofdpersoon in te leven. Dat begint al vroeg: meisjes lezen wel jongensboeken. maar het omgekeerde gebeurt nauwelijks. Ik heb nog nooit een jongen een boek als Bianca in galop zien lezen. Voor een schrijfster is het bovendien leuk om in de huid van een man te kruipen. Dat maakt het schrijven spannender.'

Was je verrast toen je eerste twee boeken goede recensies kregen?
'Ik was bang dat recensenten zouden zeggen dat ik mij maar beter kon beperken tot kinderboeken. Maar het tegendeel bleek het geval. Daar hoop je op, maar je weet nooit zeker dat het ook zal gebeuren'

Je was niet overtuigd van je eigen kunnen?
'Dat ben ik nooit, nog steeds niet. Dat is geen valse bescheidenheid: elk boek is even moeilijk. Je kunt je vergissen. Je kunt denken dat je een goed boek hebt geschreven, maar het publiek kan daar anders over oordelen. Het ene boek laat zich ook gemakkelijker schrijven dan het andere. Je kunt op een heerlijk onderwerp stuiten en toch gaandeweg ontdekken dat het schrijven moeizamer gaat dan je had verwacht.'

Spiegel je je aan schrijvers?
'Er zijn thrillerschrijvers die ik waardeer, maar ik zal ze nooit proberen te imiteren. Het zal je niet verbazen dat ik door Sjöwall en Wahlöö van Scandinavische thrillers ben gaan houden. Hun boeken waren destijds een sensatie: de humor en de afstandelijkheid, hoe politiemensen elkaar belachelijk maakten, de mistroostigheid van hun bureau. John Harvey, met zijn Charlie Resnick-serie bewonder ik ook. Het knappe van Harvey is dat hij in een hamerende telegramstijl een onhandige man neerzet zonder het persoonlijk voornaamwoord te gebruiken. Zijn perspectiefwisselingen zijn snel en hij doseert het geweld. Ik geniet ook van de kalme Donna Leon; spanning zit er niet in, maar haar boeken zijn heerlijk. En natuurlijk van Ruth Rendell, van haar heb ik bijna alles gelezen. MetAmerikanen heb ik niet veel op. De laatste Amerikaanse thriller die ik heb gelezen, is Silence of the Lambs. Daar werd ik kotsmisselijk van. Knap gedaan, maar ik kan er niks mee. Ik raak er niet door ontroerd. Zo'n personage is heel onwaarschijnlijk; ik kan me er niet in verplaatsen. Dat is voor mij een eerste vereiste.

Heb je de discussie tussen Saskia Noort en Connie Palmen gevolgd over de scheidslijn tussen literatuur en literaire thrillers?
'Er was geen discussie. Althans: niet toen ze samen bij De Wereld Draait Door zaten. Het item werd aangekondigd als een literaire catfight, maar daar is Saskia veel te lief voor. Wat valt er ook over een onderwerp te zeggen in drie minuten? Bovendien bood Palmen meteen haar excuses aan voor wat ze bij het Boekenbal had gezegd. Dat had ze telefonisch kunnen doen, maar ze deed het publiekelijk.'

Hoe sta jij zelf tegenover dit onderwerp?
'Ik zie literatuur en spanning als gescheiden werelden. Van mij hoeft het woord "Literair" niet op mijn omslagen. Je zet toch ook niet op een boek dat het een roman is? Tegenwoordig doen uitgevers dat wel eens, maar een boek is een boek. Misschien is het een utopie, maar ik zou willen dat mensen mijn boeken niet kochten voor de spanning, maar gewoon omdat ze een boek van mij willen lezen. Dat daar toevallig een dode in valt, is in zekere zin bijzaak.'

Maar het gaat wel degelijk om een genre: er is een politieman, en er is een zaak die op de een of andere manier tot een goede einde moet worden gebracht.
'Je zegt het zelf al: op de een of andere manier. Tot nu toe, en dat is eigenlijk niemand opgevallen, heeft Vegter niet één zaak opgelost. Daar gaat het mij ook niet om. In die zin vallen mijn boeken buiten het genre. Het gaat mij om de vraag waarom een misdaad is gepleegd. Misdaad is fascinerend: een misdrijf roept grote emoties op en verandert levens ingrijpend en blijvend. Dat geldt niet alleen voor de dader en het slachtoffer, maar in zekere mate ook voor degene wiens werk het is om een zaak op te lossen. Daarover schrijven, zo sober mogelijk en zonder vals sentiment, is wat ik nastreef. Maar het beestje moet kennelijk een naam hebben en dus heet wat ik schrijf een thriller of een literaire thriller. Uitgevers vinden het classy klinken, ze willen thrillers meer cachet geven. Dat kan ik begrijpen, al vind ik het zelf niet belangrijk.'

Hoe classy is het leven van een hedendaagse misdaadauteur in Nederland? De literaire thriller is buitengewoon populair.
'Ik geef regelmatig lezingen. Het is leuk om lezers te ontmoeten, maar na afloop moet je je haasten om de laatste trein te halen en sta je te kleumen op het station terwijl het publiek thuis al een lekker glaasje wijn heeft ingeschonken. Schrijven in Nederland heeft weinig glamour, en dat is maar goed ook.'

Waarom is dat goed?
'Dan blijf je tenminste met twee benen op de grond staan. Schrijven is ploeteren. Hopen dat je jezelf kunt verbeteren: daar gaat het om. Dat je een paar regels of hoofdstukken hebt geschreven waarover je kunt zeggen: zo staat het er goed, dat zijn mooie zinnen. Stijl dwingt de lezer in een bepaald metrum te lezen. Als ik daarin slaag, ben ik gelukkig. Dan lig ik 's avonds na het schrijven in mijn bed te stuiteren van pure blijdschap.'

Hans van der Klis, Boek augustus 2009