Lieneke Dijkzeul
home
Romans
Kinderboeken
Biografie
Contact
Nieuws
Zoeken
Links

Wat overblijft (... en nog gaat komen)

Op de website Ezzulia staat een interview met Lieneke Dijkzeul over onder meer Wat overblijft, de pers en schrijven. Daarnaast geeft Lieneke Dijkzeul Ezzulia een mooie primeur: ze vertelt uitgebreid over haar nieuwe boek dat in september 2013 verschijnt.

In Wat overblijft schrijf je over racisme, vooroordelen en huiselijk geweld. Heftige thematiek. Hoe ben je op het idee gekomen?
Eigenlijk via een merkwaardige omweg. De Vegter-reeks volgt de seizoenen, en nu was de winter aan de beurt; ik zag in een verlaten landschap een man liggen die langzaam ondersneeuwt. Een prachtig, desolaat beeld. En als het steeds terugkomt moet je er iets mee. Daarnaast las ik over een autistische jongen met een fotografisch geheugen, en al sinds jaren boeien defecten in het brein me enorm. Bovendien wilde ik al langer graag een boek schrijven waarin een zwarte vrouw centraal zou staan. Mijn boeken komen meestal ietwat warrig tot stand. Het is niet zo dat ik een specifiek of modieus thema kies en daar een verhaal omheen schrijf. Wat wel altijd terugkeert is het gegeven van het zich verlaten voelen, een outcast.

Hoe is Wat overblijft ontvangen door de pers en je lezers?
Heel goed, gelukkig, zoals tot nu toe al mijn thrillers. Het is uitgebreid en lovend gerecenseerd, en van lezers krijg ik enthousiaste mails en brieven. Stijl en plot worden geprezen. Wat kan ik meer verlangen?

Wat doe je met kritische opmerkingen uit recensies?
Zoals gezegd: ik bof, want ze komen niet dikwijls voor. Maar als ze oprecht zijn en hout snijden doe ik er mijn voordeel mee. Het is arrogant om kritiek af te wijzen, dan word je blind voor je eigen feilen.

Welke vraag is je het meest gesteld tijdens interviews?
Waar ik de inspiratie vandaan haal. Dat is ook zo ongeveer de moeilijkste vraag die gesteld kan worden, want dikwijls weet je het zelf niet. Het heeft te maken met de manier waarop je dingen opslaat, en of je goed kunt observeren. Zeker het laatste is voor een schrijver onontbeerlijk. Je neemt niet deel, je kijkt toe. In mijn boeken verwerk ik details van dingen die vele jaren geleden zijn gebeurd, maar die zich hebben vastgehaakt in mijn geheugen. Op wonderbaarlijke wijze komen ze boven wanneer ik ze nodig heb; een woord, een blik, een gebaar.

Na veel kinderboeken schrijf je nu vooral thrillers, kunnen we ook nog boeken in een ander genre verwachten?
Bijzonder dat je dat juist nu vraagt, want ja, ik ben bezig de laatste hand te leggen aan een roman. Al heel lang zat het idee daarvoor in mijn hoofd, er lag zelfs al lange tijd een flink aantal pagina’s, maar pas afgelopen zomer vond ik de juiste vorm. Inmiddels heeft mijn uitgever het manuscript met groot enthousiasme gelezen.

Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Jazeker. Het is een raamvertelling, deels autobiografisch. Het boek opent met een volwassen dochter die voor de laatste maal het huis van haar moeder bezoekt. Om afscheid te nemen, maar ook in de hoop in het reine te komen met het verleden – en met zichzelf.
Het middelste deel beschrijft de jeugd van een kind dat zijn afkomst niet kent en daarmee worstelt. Op vragen krijgt het geen antwoord, en die geheimzinnigheid drukt zwaarder naarmate het kind ouder wordt. Het registreert feilloos de afwijkende behandeling en minachting waarvan vooral op school sprake is. We spreken nu van een katholieke meisjesschool in de jaren ’50 en ’60 die werd geregeerd door nonnen met steile opvattingen omtrent fatsoen en decorum. In hun ogen kan een kind als dit niet slagen in het leven. Een extra handicap is de schrijnende armoede waarmee die jeugd doordrenkt is. Maar het kind heeft ambities en wil bewijzen dat het wel degelijk bestaansrecht heeft.
In het derde deel kantelt het beeld dat de dochter heeft van haar eigen jeugd, maar vooral van het verstoorde leven van haar moeder.

Dat klinkt veelbelovend. Weet je al wanneer de roman zal verschijnen?
Dat wordt eind september, wat mij de tijd geeft in alle rust de laatste puntjes op de i te zetten. Ik verheug me er ontzettend op; een boek dat al zo lang in mijn hoofd zat, staat dan eindelijk op papier. Maar buiten dat: het gaat ook een ander traject in. Vormgeving, de manier waarop het aan de boekhandel zal worden aangeboden. En, natuurlijk, deels een ander lezerspubliek.

Vereiste het schrijven ervan ook een andere aanpak?
O, zeker. Opeens heb je niet te maken met een plot, dat ten eerste. Natuurlijk is er sprake van een opbouw en het toewerken naar een slot, maar in totaal andere zin. En nog meer dan in de thrillers is de taal sober. Het moest messcherp, om sentimentaliteit te vermijden.

Heeft Ezzulia de primeur wat betreft deze roman?
Absoluut.

Heb je wat betreft het schrijven ervan geleerd van je vorige boeken?

In zekere zin wel. Je leert van elk boek. Leren doe je natuurlijk altijd pas achteraf, soms is dat jammer. Van de thrillers heb ik tempo geleerd, en ze hebben mijn intuïtie aangescherpt. Less is more. Hoe meer je aan de verbeelding van de lezer overlaat, hoe beter het is. Onderschat de lezer nooit.
Misschien nog belangrijker: de thrillers vertelden me dat mijn belangstelling niet uitgaat naar geweld en de beschrijving daarvan, maar naar het psychologische aspect. Wat doen geweld en onrecht met een mens? Wat zijn de gevolgen ervan? Daarop zijn talloze antwoorden mogelijk.

Nu we het over de techniek van het schrijven hebben: wanneer schreef jij je eerste verhaal?
Toen ik zes was. Nou ja, eigenlijk al eerder, maar toen schreef ik verhalen in mijn hoofd. Maar daarna: de helft van de woorden die ik wilde gebruiken kon ik nog niet schrijven, die tekende ik. Vergeet niet dat de woordenschat van een kind van zes vele malen groter is dan maan-roos-vis. Maar waar het om ging was dat het er stond. Dat je gedachten niet verloren gingen. En dat je ze kon verbeteren, mooier maken, passender woorden kon vinden. De hemel ging open toen ik leerde schrijven en lezen.

Wat was je lievelingsvak op school? Ik gok op Nederlands.
O ja. Alle andere vakken interesseerden me totaal niet. Op de middelbare school de talen natuurlijk wel, want die leerden je het Nederlands beter te beheersen. Daarna volgde een studie Frans, niet afgemaakt overigens, en ik heb me een paar jaar verdiept in Spaans. Vooral de logica van de Latijnse talen heeft me enorm geholpen. Maar exacte vakken… Nog steeds kijk ik ernaar met totaal onbegrip, al besef ik inmiddels dat ze onmisbaar zijn.

Jouw interesse geldt dus vooral taal en schrijven. Heb je tips voor aankomende schrijvers?
De belangrijkste regel is: wees nooit tevreden. Stel je onafhankelijk op, laat je tijdens het schrijven niet beïnvloeden. Laat je manuscript niet lezen voor het af is. Wees niet tevreden wanneer het af is: je bent pas aan het begin. *Herlees het vele malen, lees het helemaal dood tot je er afstand van kunt nemen en het beziet met de ogen van een neutrale lezer. Durf te schrappen. Daarmee kwets je jezelf, maar beter dat jij dat doet dan je redacteur, of, erger nog, de lezer. Leg je manuscript 3 maanden weg, als een wild zwijn dat moet besterven, en herlees het opnieuw. En opnieuw. Herschrijf en blijf dat doen. Herhaal vanaf *.

Veel auteurs geven workshops. Iets voor jou om te doen?
Nee. Ik word daar heel onhandig van. ‘Dames en heren, ik ga zitten en wacht tot er iets komt.’ Het is mijzelf niet eens duidelijk hoe ik schrijf, dus hoe zou ik het kunnen uitleggen? Het is een intuïtief proces. Je weet onmiddellijk wat wel of niet deugt. Je hebt tegelijkertijd het oog van de schrijver en de lezer. Je bent, grof gezegd, een hoer en een maagd tegelijk, want je weet wat impact zal hebben, maar je wilt ook de zuiverheid bewaren. Soms probeer je jezelf te overschreeuwen: hier kom ik wel mee weg. Maar je schrijversgeweten vertelt je altijd dat het zo niet werkt. Dus begin je opnieuw. Vloekend en tierend, maar je doet het wel. Want anders pleeg je verraad aan jezelf en word je ongelukkig.
Hooguit kun je uitleggen hoe je een boek moet opbouwen. En dan? De opbouw bepaalt maar zeer ten dele de kwaliteit. Al die schrijverscursussen… Ze leren je de techniek, maar ze brengen je niet het gevoel bij. Je kunt iemand piano leren spelen, maar wordt hij daardoor een pianist?

Veel auteurs zijn actief op sociale media. Jij ook?
Nee. Ik heb een website met e-mailadres, ik heb telefoon plus een mobiele telefoon, een iPad, een brievenbus en een deurbel. Dat lijkt me meer dan genoeg. Van sociale media word ik een beetje moe. Het blaat maar door. Mensen lanceren een meninkje of braken hun ongenoegen uit in het digitale universum en zijn het vijf minuten later vergeten.
Daarnaast: ik hoef niet te weten dat de buurvrouw nu bij Albert Heijn staat en besluit om vanavond boerenkool te eten, en zij wil dat ook vast niet weten van mij. Maar vooral kan ik mijn tijd beter gebruiken. Met lezen, met schrijven, of het denken daarover.

Ezzulia.nl 21-03-2013